Jarenlang trainde wielrenster Ellen van Dijk keihard, met maar één doel: goud behalen op de Olympische tijdrit in Rio. In het blad Fiets geeft ze aan dat alles in de aanloop naar de wedstrijd op z’n plek leek te vallen. En ook in de wedstrijd zelf ging alles goed. Tot het moment dat ze een stuurfout maakte. Vierde werd ze, en ze was enorm teleurgesteld. Die teleurstelling verdween toen ze besefte dat het goud niet lag in die medaille. Het echte goud lag op de weg naar het eindresultaat. Ze had onderweg naar Rio veel meegemaakt, veel gepresteerd, veel juist goed gedaan. De weg naar Rio was bezaait met gehaalde doelstellingen. Alleen het beoogde effect bleef uit.
Resultaatdoelen of procesdoelen?
Het liefste willen we onze doelstellingen zo concreet en haalbaar mogelijk beschrijven. Of we nu een sportprestatie willen neerzetten, een beleid nastreven of financiële targets moeten halen. De neiging is groot om alleen naar het resultaat te kijken. Heb je je doel gehaald of niet? Zo zag ik in een sportnota de doelstelling “We willen dat over vier jaar 75% van onze inwoners aan de fitnorm voldoet.” Dat klinkt heel concreet, maar is het dat wel?
Op weg naar dat doel gebeuren er dingen waar je geen grip op hebt en die het beoogde resultaat beïnvloeden. Bijvoorbeeld een economische crisis waardoor je begroting moet worden bijgesteld. Of er gaat een andere politieke wind waaien. Je haalt die 75% niet, dus je hebt gefaald. De vraag is of dat waar is. Een doelstelling zoals hiervoor geformuleerd is namelijk een resultaatdoel, of beter: het gewenste effect van je inspanningen.
Onderscheid doelstellingen en effecten
In een sportnota kom ik het volgende tegen: Inwoners van onze gemeente doen mee in de samenleving. Ze hebben een gezonde levensstijl met voldoende beweging. Ze kunnen daarvoor, tegen een aanvaardbare eigen bijdrage, gebruik maken van een veelzijdig en goed onderhouden aanbod van accommodaties en van de faciliteiten van diverse, gezonde sportverenigingen. De sportverenigingen hebben een continue goede instroom van jeugdleden en inzet van vrijwilligers. Mensen met een beperking worden niet door extra kosten gehinderd om aan georganiseerde sport mee te doen.
Dit is een typische beschrijving van een maatschappelijk effect: hoe zie je de toekomst voor je, wat moet het resultaat zijn van mijn inspanningen? Omdat dit nog vrij vaag is, moet je daar concrete effectindicatoren aan koppelen. Bijvoorbeeld: Minimaal 75% van onze inwoners doet in 20XX 1x per week aan sport. Of: De sporthallen hebben in 20XX een bezettingspercentage van 65%.
Daarna formuleer je de doelstellingen, om aan te geven hoe je het gewenste maatschappelijke effect wilt bereiken. Je geeft concreter aan wat je hiervoor gaat doen. Bijvoorbeeld: De gemeente bevordert het beschikbaar zijn – en het goed exploiteren – van voldoende, kwalitatief goede, gevarieerde en voor alle inwoners toegankelijke sportaccommodaties.
Hier koppel je vervolgens kritische prestatie-indicatoren aan. Bijvoorbeeld: We stellen een integrale accommodatienota incl. uitvoeringsplan op, gereed in 20XX. Of: We voeren het groot onderhoud van de buitensportaccommodaties uit op basis van een meerjaren onderhoudsprogramma.
Behaal je doelen en bereik effecten
Iedereen heeft dromen en wensen. Het liefst wil je dat ze uitkomen. Daar moet je wel wat voor doen en dat begint met het nadenken over concrete doelen en de prestaties die je daarvoor moet leveren. Wil je dat meer kinderen gaan sporten, stel dan bijvoorbeeld als doel om samen met die kinderen leuke activiteiten te bedenken. Een prestatie kan zijn het organiseren van workshops op school om samen beweegplannen te maken. Een vervolgprestatie is dan het uitvoeren van die plannen. Zo staar je je niet blind op het eindresultaat (meer sportende kinderen), maar ben je wel bezig om dat effect te bereiken. Je behaalt je doelstellingen in het nu en je draagt bij aan het gewenste toekomstige effect.